Het inrichten van een pedagogisch sportklimaat gaat niet vanzelf. Dat vraagt om cultuurverandering waarbij de focus op de sport verschuift naar het perspectief van de sporter. “Als je het kind centraal zet, houd je kinderen langer en met meer plezier betrokken en verbonden bij de zwemsport”, zegt Marin Mulder, projectleider sportmodel KNZB.
Voor het creëren van een stevig fundament onder deze verschuiving, benutte de KNZB het Jeugdsportkompas voor de (theoretische) onderbouwing van de visie, en het verandermodel van Kotter voor de implementatie. De eerste stap in dit model is het creëren van urgentie. “Die urgentie moet zowel binnen de bond als bij bestuurders, trainers en vrijwilligers bij onze verenigingen doordringen”, zegt Marin.
Traject van de lange adem
Als het gevoel voor urgentie is versterkt, kun je een juiste visie en strategie ontwikkelen. Ruben Buijserd, betrokken vanuit het Lectoraat Sportpedagogiek van Hogeschool Windesheim: “Wij hebben heel bewust de hele interne en externe omgeving betrokken. Zo hebben we urgentiepeilingen afgenomen onder bondsmedewerkers, trainers en betrokken vrijwilligers vanuit aangesloten zwemsportverenigingen. Ook voerden we gesprekken met pedagogen en andere sportbonden, wiens adviezen we hebben benut. Sommige bonden zijn al jaren onderweg, maar belanden regelmatig weer op trede één van het verandermodel. Het leerde ons dat het een traject van de lange adem is, met het vertrekpunt dat de verandering bij jezelf begint.”
Complex speelveld
Ruben en Marin leggen uit dat dit ontwikkeltraject zich afspeelt in een complex speelveld, waarin veel vastzit in bestaande systemen. Wedstrijden zijn bijvoorbeeld vaak ontworpen met volwassenen in gedachten en niet altijd geschikt voor kinderen. Dat is niet eenvoudig te veranderen. Het speelveld omvat meerdere spelers, waarbij internationale richtlijnen soms nationale principes overrulen.
Ruben: “En dat is slechts de sporttechnische kant. Er is ook een belangrijk pedagogisch aspect. Zwemsport maakt deel uit van onze samenleving, waar normen en behoeften voortdurend veranderen. Aandacht voor de kwaliteit van de opvoedomgevingen – zoals sport – staat vaak op gespannen voet met de prestatiecultuur in de samenleving en bij veel clubs.” Hij vervolgt: “Gelukkig waait er een verfrissende maatschappelijke wind. Waar voorheen vooral de nadruk lag op winnen, zien we nu dat plezier en persoonlijke ontwikkeling van kinderen steeds meer worden gewaardeerd als basis voor succes.”
Inspireren en motiveren van betrokkenen
Ook Marin ervaart positieve reacties bij het uitdragen en communiceren van de KNZB Jeugdsportvisie. Marin: “We willen onze leden en hun omgeving bereiken, inspireren en motiveren om plezier en sociale veiligheid meer centraal te zetten. Zo geven we presentaties, verzorgen workshops en gebruiken campagnes met beeld- en videomateriaal. En dan krijgen we vragen terug als: ‘Wat betekent dit concreet?’ en ‘Hoe kan ik dit toepassen?’. Deze vragen zijn lastiger te beantwoorden, omdat we niet precies weten wat er speelt binnen lokale clubs. Daarom reiken we handvatten en tools aan, van opleiding tot de Reflectietool Jeugdtrainers.”
Ruben legt uit: “We willen trainers laten inzien dat ze ook een belangrijke rol als opvoeder hebben en hen helpen hun pedagogische vaardigheden te verbeteren. Het gaat niet om hen te beoordelen, maar om hen te laten groeien en zich te ontwikkelen. Als dit leidt tot meer bewustzijn en verandering in hun gedrag, draagt dat bij aan een beter sportklimaat.”
Kindversie
Belangrijke stappen voor de KNZB bij het presenteren van hun jeugdsportvisie waren het bij de plannen betrekken van jeugdleden en het gebruik van kindvriendelijke taal. Ruben: ”We hebben de visie vertaald naar een kindversie, zodat kinderen zelf ook kunnen lezen dat wij hen allemaal zorgeloos zwemplezier willen bieden. We zijn vastbesloten om die belofte na te komen en moedigen kinderen aan om hun club en ons aan te spreken als dit niet gebeurt.
Marin voegt eraan toe dat ze jongerenpanels hebben georganiseerd, waarin jongeren van 13-18 jaar actief worden betrokken en hun stem kunnen laten horen over verschillende aspecten van de zwemsport. Ook hebben we de jongste jeugd betrokken bij de ontwikkeling van nieuwe wedstrijdformats en spelregels. Zo wordt samengewerkt aan aanbod dat aansluit bij de wensen en behoeften van kinderen. Jeugdtrainers en andere betrokkenen kijken daarin mee.”
Tools creëren dezelfde grondhouding
De bond biedt meer handvatten. Marien noemt het format voor clubs om in gesprek te gaan met betrokkenen – denk aan jeugdtrainers, bestuurders, ouders en jeugdleden zelf – over het bieden van een plezierige en veilige sportomgeving. Het format kan de clubs helpen om wensen en verwachtingen naar elkaar uit te spreken.
Ruben noemt de vijf E-introducties, gemaakt voor trainers/coaches, bestuurders, ouders, officials en (jeugd)sporters. Dit zijn laagdrempelige introducties waarin hulp geboden wordt in wat iedereen vanuit zijn rol als betrokkene bij de jeugdsport kan doen. Ruben: “Hiermee hopen we dat iedereen vanuit dezelfde grondhouding zijn steentje bijdraagt aan een pedagogisch sportklimaat op de club.”
Toen, nu en de toekomst
De grondhouding – de jeugdsportvisie – is het vertrekpunt voor de bond en de verenigingen waar alle betrokkenen op kunnen terugvallen. Marin: “Anders dan voorheen hebben we nu tijd en capaciteit om dit continu en bewust onder de aandacht te brengen, waardoor ‘pedagogiek’ ook binnen ons opleidingshuis een bredere positie krijgt. In een nieuw ontwikkelde trainersopleiding ligt de focus vooral op didactische en pedagogische begeleiding van de jeugd. Pas daarna zoomen we in op de sporttechnisch kant.”
Ruben: “Deze cultuurverandering zal een bepaalde groep (trainers) misschien afstoten, maar zal anderen juist uitnodigen en zal het vak verdiepen. Dus hopelijk zijn alle betrokkenen, van bondsmedewerkers tot jeugdtrainers, over vijf jaar meer pedagogisch bekwaam. Mét behoud van medailles.”
Hij besluit: “Ik merk dat andere sportbonden zich bij ons melden. Belangrijk daarbij is dat ze, net als wij, bij de basis beginnen. De tools die wij ontwikkeld hebben, kunnen zij wellicht ook toepassen. Maar de basis is de visie en strategie die je met elkaar neerzet; waar sta je voor? We hopen dat andere bonden deze pedagogische beweging willen versterken en dat we kunnen leren van elkaar. Want dát gaat uiteindelijk het succes bepalen: de zwembond alleen zal niet de norm in Nederland verschuiven. Dat zullen we met z’n allen moeten doen. Binnen en buiten de sport.”
Tips voor het werken aan een cultuurverandering
- Sla geen stappen van het verandermodel over. Begin bij de eerste: zorg dat duidelijk is waarom er veranderd moet worden en leg uit wat je ermee oplost en bereikt. Zo creëer je een gedeeld urgentiegevoel dat noodzakelijk is voor verandering.
- Ruben: “Sommige bonden vragen of ze ons model mogen kopiëren. Hoewel we graag onze inspiratie en ons instrumentarium delen, adviseren we andere sportbonden oprechte aandacht, tijd en capaciteit aan dit proces te besteden. Dus spreek betrokkenen in je eigen taal toe, dan is er geen ruimte voor misverstanden of discussies die de verkeerde kant op gaan. Een beter klimaat begint bij jezelf.”